Droomuitleg door de eeuwen heen

Als sinds mensenheugenis hechten we belang aan de betekenis van dromen. De oudste droominterpretaties dateren van 3.000 - 4.000 jaar voor Christus, waar ze op kleitabletten werden gedocumenteerd.

Zodra we in staat waren te praten over onze dromen, zijn we er door gefascineerd en hebben we geprobeerd ze te begrijpen.  Sommige primitieve samenlevingen zagen geen verschil tussen de droomwereld en de echte wereld. Of ze kozen er simpelweg voor dit onderscheid niet te maken. De droomwereld was voor hen niet zomaar een verlengstuk van de realiteit, maar dit was  zelfs een veel krachtiger wereld.

In de Griekse en Romeinse tijd werden dromen gezien als directe boodschappen van de goden of van overledenen. De mensen van die tijd keken naar hun dromen voor oplossingen voor wat ze moesten doen en welke actie ze moesten ondernemen. Ze geloofden dat dromen de toekomst voorspelden en dat dromen hen van te voren konden waarschuwden. Er werden zelfs speciale altaartjes gebouwd waar mensen naar toe konden gaan om te slapen in de hoop dat er via hun dromen een bijzonder bericht aan hen doorgegeven zou worden. Het geloof in de kracht van een droom was zo sterk, dat het zelfs de acties van belangrijke politieke en militaire leiders bepaalde. Sterker nog, droomuitleggers vergezelden militaire leiders in de strijd om ze te helpen met de juiste strategie in de oorlog.

De Griekse filosoof Aristoteles geloofde dat dromen het resultaat waren van fysieke functies. Droomuitleg kon helpen ziekten diagnostiseren en het begin van ziektes voorspellen.

Op het hoogtepunt van het Griekse rijk lag de focus van dromen vooral rond het vermogen te helen. Tempels, Asclepieions genaamd, werden opgericht rond de genezende kracht van dromen. Men geloofde dat zieke mensen die in deze tempels sliepen, hier zouden worden genezen door via hun dromen. Droomvertalers hielpen zelfs de dokters bij medische diagnoses. Men geloofde dat dromen een essentiële aanwijzing voor geneesheren zouden geven om te ontdekken wat er mis was met de dromer.

In het oude Egypte fungeerde priesters ook als droomvertalers. De Egyptenaren hebben hun dromen vastgelegd in hiërogliefen. Mensen met levendige en bijzondere dromen werden gezien als gezegend en werden als speciaal beschouwd. Tegen mensen die het vermogen hadden om dromen te vertalen werd opgekeken en ze werden beschouwd als goddelijk begaafd.

Dromen kunnen worden gezien als een plaats waar je geest en ziel elke nacht naar toe gaan. De Chinezen geloofden dat de ziel het lichaam verliet om deze wereld binnen te gaan. Als je echter plotseling wakker wakker werd, zou je ziel niet meer terug kunnen keren naar je lichaam. Hierom zijn sommige chinezen nog steeds op hun hoede voor wekkers. Sommige Indiaanse stammen en Mexicaanse beschavingen delen dit idee van een aparte droomdimensie. Ze geloofden dat hun voorouders in hun dromen leefden en niet-menselijke vormen aannamen zoals planten of dieren. Ze zagen dromen als een manier om contact te houden met hun voorouders. Dromen hielpen tevens om hun missie of rol in het leven te vinden,

Tijdens de middeleeuwen werden dromen als boosaardig gezien, en de beelden ervan waren verleidingen van de duivel. Gedurende de  kwetsbare slaaptoestand zou de duivel de geest van mensen vullen met giftige gedachten. Hij deed zijn vuile werk via dromen die ons het verkeerde pad op zouden sturen.

In het begin van de 19de eeuw werden dromen afgedaan als afkomstig uit angst, een huiselijk geluid of zelfs indigestie. Zodoende werd er geen enkel belang aan gehecht. Later in dezelfde eeuw blies Sigmund Freud het belang van dromen nieuw leven in, en de noodzaak de betekenis ervan te onderzoeken. Hij revolutioneerde de studie naar dromen.